– Inzending schrijfwedstrijd April 2020 –
Ik weet het nog goed. Die eerste en enige voetbalwedstrijd die ik ooit speelde. Ik zat nog op de middelbare school en deed wat vakantiewerk in de plaatselijke buurtsuper. Daar leerde ik Els kennen. Een potige dame die dagelijks voor de verse groenten zorgde. Els was een sociaal bewogen mens met wat de dorpsbewoners wel een ‘brutale bek’ noemde. Toch was Els erg populair bij haar klantjes. Haar kennis en vooral haar helpende hand vielen goed bij de wat ouderen. Bovendien had ze de verste groenten van het dorp.
Aan het einde van de woensdag riep ze me even apart. Of ik weleens gevoetbald had. Vol verbazing keek ik haar aan. Nog voor ik nee kon schudden vertelde ze me van het vrouwenelftal dat meedeed aan de zomercompetitie bedrijfsvoetbal. Ik schudde nee maar het was tevergeefs. Overrompeld door haar woordenstroom was ik al snel opgesteld. Zaterdag om 19:00 melden op het sportcomplex was de opdracht.
Met lichte paniek vertelde ik thuis wat mij zojuist was overkomen. Vader lachte en mijn moeder deed of ze erg met mij meeleefde. Ik zag nog één escape. Ik had namelijk geen kicks. Maar vader had de oplossing. Nicht Elise had eens een blauwe maandag gevoetbald. Zij had vast haar kicks nog wel ergens. Elise en ik schelen drie maanden en hebben dezelfde bouw met dat verschil dat haar voeten één maat groter zijn. Vader vond dat geen probleem.
Klokslag zeven zag ik Els. Ze zei dat ik linksback zou spelen. Een goede plek voor een niet ervaren speelster. Ik heb het geweten. Ik snapte niets van buitenspel en rende naar voren als dat niet moest en omgekeerd. Mijn schoten dwaalden af en ik had zeker twintig panna’s tegen. Daarentegen scoorde ik wel. Weliswaar in eigen goal, maar toch. We verloren met zeven tegen een.
Na de wedstrijd stelde Els mij gerust. Of ik zin had om mee te gaan met de meisjes in blessuretijd. Ik schudde weer nee. Ik had namelijk geen idee waar ze het over had. Stomverbaasd keek ze me aan. Termen als ‘hole 19’ en ‘de derde helft’ werden naar mijn hoofd geslingerd. Maar het bleef blanco. Ook hier was geen weg terug. En ook dit heb ik geweten. Ziek en slingerend ging ik huiswaarts. Eenmaal thuis ging het mis. Op handen en knieën voorzag ik de douchebak van een nieuw patroon. Vader lachte niet meer. Het kon me niets schelen.