Voor wie de Giro d’Italia volgt wordt morgen een spannende dag. De gehele ronde staat al lichtelijk in het teken van het kleine olifantje ofwel het eerbetoon aan Marco Pantani. Deze krachtpatser van 1,72 meter groot en slechts 57 kilo was van ongekende klasse en voor menigeen nog steeds een voorbeeld voor de wielersport.
Marco die dit jaar precies 10 jaar geleden overleed aan een hartstilstand welke weer het gevolg was van een overdosis cocaïne, leeft nog altijd voort in menig wielerhart.
Nog altijd worden zijn klimcapaciteiten vergeleken met de tijden van tegenwoordig.
En natuurlijk weten we nu dat de jongens van toen stijf stonden van de EPO en andere ongeoorloofde spullen. Maar dit kleine mannetje moest het toch wel doen en reed sneller tegen de grote cols op dan menigeen tegenwoordig.
Precies 20 jaar geleden liet Marco zijn ware kunsten zien op de berg die al vaker als scherprechter diende in de ronde. Hij reed Indurain en de latere winnaar Jevgeni Berzin naar huis en brak definitief door in het professionele wielerpeloton. Het was op de Passo della Stelvio.
In 1953 stond de berg voor het eerst op het programma en had gelijk een legendarische winnaar in Fausto Coppi die als eerste boven kwam na een indrukwekkende solo.
Dankzij deze prestatie heet vanaf dat moment de hoogste berg in de Giro dan ook ‘Cima Coppi’ ofwel het dak van de ronde.
Klimmend naar 2758 meter hoogte met een totaal aan 1553 hoogte meters vanuit Bormio is het een van de sierlijkste bergen uit het programma. Met maar liefst 48 bochten verdeeld over 21,7 kilometer heeft het alles waar de ware klimliefhebber van droomt. Het is te vergelijken met onze Alpe d’Huez maar dan net iets mooier.
Morgen is het zover. Cima Coppi wordt gereden en het klassement gaat op zijn kop. Zelf ben ik ooit naar 2770 meter geklommen in de alpen op de col de l’Iseran. Samen met Michel was ik uitgenodigd voor een fietsclinic in de alpen tijdens de Tour van Rasmussen.
Ja, die Tour waar hij won en eigenlijk ook weer niet.
Dus ik heb een klein beetje een idee hoe het moet zijn om naar deze top toe te mogen rijden.
Evenals bij ons op de l’Iseran zit het venijn in de staart. Daar waar de bochten elkaar korter opvolgen wordt de weg een stuk steiler. Naarmate de klim vordert wordt het ook steeds kouder. Je ziet de sneeuw naast je liggen en dat geeft je een extra stukje stimulans om toch door te gaan ook al ben je nog zo kapot.
Op de Stelvio is het niet anders. Op dit moment ligt er nog een haag van sneeuw en gezien de huidige omstandigheden is het nog maar de vraag of het door gaat. Wie herinnert zich niet de etappe met Breukink en de onderkoelde Johan van de Velde op de Passo di Gavia in 1988?
‘Stapel idioot zijn ze’. Ik hoor het vaak in mijn omgeving. Het zou ongezond zijn en een belachelijke onderneming. Maar het spektakel wint hier van het gezonde verstand. Ik ben er wel blij mee. Zeker als je weet dat in dezelfde etappe eerst de Passo di Gavia genomen moet worden om dan na de Stelvio te eindigen op Val Martello.
We willen spektakel en we krijgen spektakel. Tuurlijk zijn ze gek. Net zo gek als ik dat ik zeker ga kijken. Al was het maar ter herinnering aan Marco.